Op 7 december jl. was het dertien jaar geleden dat WikiLeaks oprichter Julian Assange gearresteerd werd voor, zoals inmiddels bekend is, een gefabriceerde Zweedse verkrachtingszaak. Het was ook de dag dat een derde Italiaanse stad, Reggio Emilia, in navolging van Napels en Rome, Assange uitriep tot ereburger. Terwijl de Australische uitgever nog altijd zonder veroordeling in de Londense Belmarsh gevangenis wacht op goedkeuring van het gerechtshof om zijn uitlevering in hoger beroep aan te vechten, groeit niet alleen de groep mensen die vrijlating van Assange eisen, maar ook de aandacht voor WikiLeaks.
Recente ontwikkelingen in Oekraïne en Gaza hebben die belangstelling mede aangezwengeld. Documenten die leken te verstoffen zijn ineens weer actueel. In de online Advent campagne van dontextraditeassange.com belicht journalist Peter Oborne een WikiLeaks document uit 2008 waarin staat dat de Libanese minister van Defensie, Elias Murr, de Verenigde Staten informeerde hoe zijn land te veroveren was. In diezelfde Advent campagne haalt de Griekse ex-minister van Financiën, Yanis Varoufakis, een paar documenten aan waaruit blijkt dat Palestina Israël in 2007 al om hulp vroeg bij de bestrijding van HAMAS, maar ook dat de Israëlische veiligheidsdienst de groei van HAMAS als een kans zag, omdat het Israël het excuus gaf Gaza als vijandige staat te bestempelen en aan te vallen. Een telegram uit 2008 onthult dat Israël de economische bedrijvigheid in Gaza zo laag mogelijk hield, zonder een humanitaire crisis te veroorzaken.
WikiLeaks bevat meer dan tien miljoen door klokkenluiders gelekte documenten. Daaronder zijn ook teksten die de Nederlandse politiek betreffen, zoals de verslaggeving van Amerikaanse diplomaten over de oprichting van de Nationale Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) in 2005. De oprichting was in navolging van de in 2002 opgerichte Amerikaanse Department of Homeland Security, dat op zijn beurt het gevolg van de instorting van de Twin Towers op 11 september 2001.
Het beeld dat uit deze diplomatieke telegrammen en notities ontstaat, is dat van een (Neder)land dat tot 2004 de urgentie van terrorisme niet erg lijkt te voelen en er in ieder geval nog niet op ingericht is. Merkbaar is de subtiele druk die de VS op Nederlandse ambtenaren uitoefent. Die druk werd versterkt door de moord op Theo van Gogh op 2 november van dat jaar, de kritische evaluatie van het AIVD door de Commissie Havermans en de aanslagen van HAMAS, Al-Aqsa en andere organisaties. Bijna vermakelijk is het naïeve vertrouwen van Nederlandse ambtenaren in hun grote broer, de VS, dat uit de documenten blijkt.
Zo beschrijft Andrew Mann, hoofd Global Issues van de Amerikaanse ambassade in Den Haag, op 14 mei 2004 (Cable_04THEHAGUE1201_a), de kennismaking met Tjibbe Joustra, waarbij ook de vice-ambassadeur Daniel R. Russel aanwezig is. Joustra, nog maar net voor een jaar aangesteld als coördinator voor terrorismebestrijding, bekent dat hij een nieuwkomer is op het gebied van terrorismebestrijding en handhaving. Wel zegt hij als Secretaris-Generaal van het ministerie van Landbouw al 14 jaar ervaring te hebben met crisismanagement (gekkekoeienziekte, vogelgriep epidemieën en de Tsjernobyl explosie). Trots lijkt hij over het volbrengen van zijn opdracht om zes sociale zekerheidsprogramma’s tot één (UWV) terug te brengen, met een totale waarde van 30 miljard Euro. In de toegevoegde biografische schets van Joustra, vermeldt Mann dat Joustra tijdens de UWV-opdracht zijn ontslag indiende, nadat de minister van Sociale Zaken kritiek had geleverde op de (hoge) kosten van zijn kantoorrenovatie.
Joustra verzekert zijn gesprekspartners dat ‘veiligheid’ voor hem “geen abstracte materie” is en dat hij groot belang hecht aan het beschermen van de nationale infrastructuur. Mann noteert dat Joustra “opmerkelijk openhartig” is over de tekortkomingen van de terrorismebestrijding in Nederland. De samenwerking tussen instanties, met name tussen de ministeries van Veiligheid (Donner), Binnenlandse Zaken (Remkes) en de AIVD, zou door onduidelijke afbakening van de jurisdicties gebrekkig zijn en er zou te weinig actie ondernomen worden. Hoewel gefocust op interne coördinatie en hervorming, laat Joustra de diplomaten weten open te staan voor samenwerking met de Verenigde Staten en Amerikaanse ondersteuning te verwelkomen.
De doelen die Joustra zegt te willen realiseren zijn: (internationale) coördinatie van antiterrorisme activiteiten door verschillende ministeries en organisaties, evaluatie van het totale terrorismebestrijdingssysteem – inclusief beleid, en het formuleren van een voorstel voor een efficiënter en transparanter systeem. Ook moet het publiek bewuster gemaakt worden van terrorismedreiging. De regering blijkt geen idee te hebben welke maatregelen tegen een terroristische dreiging ingezet moeten worden, noch hoe burgers daarop zouden moeten reageren.
Wat Joustra ook openlijk met de Amerikanen deelt, is de uitkomst van een inventarisatie van alle overheidsinitiatieven met betrekken tot terrorismebestrijding. Van de veertig pagina’s aan initiatieven, bleken slechts drie pagina’s gewijd aan verwezenlijkte doelen, aldus Joustra.
Russel zegt Joustra toe hem te zullen ondersteunen door het delen van informatie en best practices, het aanbrengen van experts en organiseren van overleg. Als Joustra aangeeft vooral riskmanagementorganisatie te willen ontwikkelen, reageert de vice-ambassadeur met kritische noten: de VS zijn gefrustreerd over de Nederlandse compartimentalisatie van antiterrorisme inspanningen, het gebrek aan informatiedeling tussen departementen en het gevaar van het faciliteren grensverkeer. Dat laatste zou leiden to ‘breeding grounds’ voor criminele acties. Daarnaast zouden Nederlanders het verband tussen criminaliteit en terrorisme niet onderkennen. Ter illustratie noemt Russel duistere geldtransacties en valse documenten. Nederland zou terrorisme in een breder kader moeten zien, aldus de vice-ambassadeur. Joustra bevestigt het probleem van compartimentalisatie en geeft aan geïnteresseerd te zijn in het Amerikaanse kleurengecodeerde-alarmsysteem.
Concluderend noteert Mann dat Joustra “zich niet verschuilt achter de [voor Nederland gebruikelijke] consensus eis.” Duidelijk is dat de Amerikanen positief over Joustra zijn. “De minister van Justitie, Donner, heeft mogelijk de juiste man gevonden.”
Drie maanden later, op 22 juli 2004, beschrijft de vice-ambassadeur in een vertrouwelijk rapport (Cable_04THEHAGUE1847_a) zijn gesprek met Joustra de dag ervoor. Het plan voor de nieuwe organisatie is op 12 juli door Donner en Remkes goedgekeurd en zal op 27 augustus door de Ministerraad worden behandeld. In september wordt ook het Parlement geïnformeerd.
Het nieuwe agentschap (de toekomstige NCTV) moet per 1 januari 2005 operationeel zijn en is gemodelleerd naar het Joint Terrorism Analysis Centre (JTAC) van het Britse MI5. De positie Nationaal Coördinator voor Crisismanagement en Veiligheid, opgericht in 2003, zal in de nieuwe organisatie opgaan en zal ondergeschikt zijn aan de Coördinator Terrorisme bestrijding en Veiligheid. Ook wordt de wet aangepast, zodat lokale overheden niet langer vrijwel de totale controle tijdens crisissituaties hebben, maar voortaan instructies van de nationale overheid moeten opvolgen. Het is “bewonderenswaardig” hoezeer Joustra op schema ligt, aldus de vice-ambassadeur. De gevreesde bureaucratische weerstand zegt Joustra uit de weg te hebben geruimd door een “stille enquête” te houden onder senior ambtenaren uit de handhavingssector en de geheime diensten. Daaruit bleek vrijwel unaniem dat het huidige antiterrorisme systeem ineffectief, of zelfs ronduit slecht is en daarmee was het draagvlak gecreëerd.
De nieuwe organisatie stut op vijf pijlers, aldus Joustra. De beleidsafdeling zal worden bemand door beleidsmedewerkers van de ministeries van Justitie en van Binnenlandse Zaken die nieuw beleid en richtlijnen zullen opstellen voor nationale en decentrale afdelingen, inclusief bilaterale coördinatie.
Een geïntegreerde, bedreiging-analyserende eenheid wordt conform het JTAC ingericht. Daarin worden de AIVD, MIVD, het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD), douane en andere handhavers, zoals “waarschijnlijk openbare aanklagers”, samengebracht, met de hoofdtaak het analyseren van informatie over terroristische bedreigingen en het categoriseren van bedreigingsniveaus. Hiervoor wil Joustra een uitstekende teamleider selecteren, die voor training en advies naar het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten zal worden gestuurd. Nederland beschikt helaas nauwelijks over analisten en het ontwikkelen van deze eenheid zal lang duren, zo schat hij in.
Een projectafdeling vormt de derde pijler. De autonomie van de lokale overheden moet door gewijzigde wetgeving gereduceerd worden, zodat de nieuwe organisatie lokale politiediensten en burgemeesters kunnen opdragen actie te ondernemen.
De afdeling communicatie wordt verantwoordelijk voor het verspreiden van informatie over bedreigingen en maatregelen en de afdeling ‘internationale samenwerking’ zorgt voor actieve interfaces met een aantal geselecteerde landen. Dat laatste zal echter geen vervanging zijn voor het afstemmen met de eigen (veiligheids)diensten.
Nog altijd ongeremd informeert Joustra de vice-ambassadeur dat de AIVD een nieuwe afdeling heeft opgericht, de “Info Box cell”, waarin vertegenwoordigers van het KLPD en IND plaatsnemen. Zij surveilleren circa 150 burgers, met name asielzoekers en Noord-Afrikanen, iets wat volgens Joustra al veel eerder had moeten gebeuren, maar niet onder zijn nieuwe organisatie valt. Coördinatie met de Nederlandse antiterrorisme coördinator voor de EU, Gijs de Vries, verloopt via het ministerie van Justitie.
Russel bedankt Joustra voor zijn openheid en benadrukt het belang van informatiedeling: “Joustra en alle Nederlandse diensten zouden de VS moeten zien als een bron van expertise met wie het beter is het risico te nemen informatie volledig te delen.” Hij geeft Joustra onder andere het jaarlijkse rapport “Patterns of Global Terrorism” (tegenwoordig: “Country Reports on Terrorism”) mee en herhaalt zijn zorgen over het grensverkeer en figuren die terrorisme mogelijk maken, zoals documentvervalsers en mensenhandelaren.
Uit Cabel_04THEHAGUE1847 van 27 augustus 2004 blijkt dat de nieuwe organisatie (NCTV) circa 70 mensen werk zal verschaffen, dat Joustra inderdaad het hoofd ervan wordt en de premier (Balkenende) enthousiast is over de nieuwe opzet. Deze vraagt Joustra om “groots te denken over voorstellen voor een toekomstig Ministerie van Veiligheid.”
Tijdens de bespreking van het voorstel met Balkenende, en Donner op 23 augustus 2004, zou Remkes grote bezwaren hebben gemaakt tegen het feit dat de nieuwe organisatie de politie bij terroristische situaties mag instrueren. De politie valt immers onder het Ministerie van Binnenlandse zaken. Joustra is bereid een en ander aan te passen, maar Balkenende, enthousiast over de oorspronkelijke ‘rigoureuze’ opzet, wil dat de minister van Justitie meer macht krijgt. Ook de rol van de Nationaal Coördinator mag steviger, om patstellingen tussen betrokken organisaties te voorkomen. Opnieuw raadt Balkenende Joustra aan over de invulling van een ministerie van Veiligheid na te denken, zodat het touwtrekken tussen de ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken opgeheven wordt.
Op 20 augustus, in gesprek met de Amerikaanse vice-ambassadeur, stelt de Secretaris-Generaal van Binnenlandse Zaken, Jan-Willem Holtslag, dat het voorstel van Joustra te ambitieus is. Maar ook ziet hij dat Joustra al een grote verbetering teweeg heeft gebracht door wekelijks te vergaderen met de beide ministers en hun Secretarissen-Generaal.
Joustra vertrouwt Russel toe dat het een uitdaging wordt capabele mensen voor de nieuwe organisatie te vinden. Hij wil “off the record” met de Amerikanen over de bezetting overleggen, gezien hun ervaring met Nederlanders uit het terrorisme-terrein.
Het document getuigt van vorderingen op het gebied van de regelgeving. Op 10 augustus 2004 is de nieuwe Wet terroristische misdrijven in werking getreden, waarbij recruiters voor terroristische organisaties en complotten voor het begaan van terroristische daden ook strafbaar zijn geworden. Ook de betreffende gevangenisstraffen zijn verhoogd. Russel maakt melding van een andere, op 21 juni bereikte, “juridische mijlpaal”: openbare aanklagers mogen in bepaalde situaties informatie van de inlichtingendiensten als bewijsmateriaal bij hun onderzoek of in de rechtbank gebruiken.
Verder is genoteerd dat Donner organisaties, vermeld op de terroristenlijst van de Verenigde Naties, wil verbieden in Nederland te opereren en niet langer ‘alleen’ hun tegoeden en donaties bevriezen. Remkes is van plan een wetsvoorstel in te dienen waardoor de AIVD toegang krijgt tot informatie van de politiediensten.
Uit blijkt dat de VS moeite hebben met het feit dat de Nederlandse wet vereist dat voor het bevriezen van gelden de (zware) bewijslast bij de openbare aanklager ligt. Hoewel nog geen rechter het bevel tot bevriezing ongedaan heeft gemaakt, zouden Nederlandse overheidsdienaren de Amerikaanse bezorgdheid delen dat zulke bevelen makkelijk in lokale rechtbanken aangevochten kunnen worden. In zulke zaken wordt dan ook liever EU-regelgeving of het Europese Clearinghouse [zwarte lijst] proces aangehaald. De notitie eindigt met de observatie dat Nederland inmiddels voorstellen heeft ingediend om de bewijslast naar de beschuldigde te verschuiven.
Sinds 2004 is de macht van inlichtingendiensten als de NCTV toegenomen en het principe “onschuldig tot bewezen schuldig” verder geërodeerd. In het strafproces tegen Assange zelf blijkt in elk geval dat geen van de door hem aangedragen bewijzen voor zijn onschuld, noch het overweldigend bewijs voor de misdaden en -drijven van de Amerikaanse overheid, ook maar enig gewicht in de schaal van Justitia lijken te leggen. Assange is het levende voorbeeld van zijn eigen boodschap: als transparantie de kop in wordt gedrukt en feiten worden gecensureerd, verdwijnt waarheid in de duisternis en viert onrecht hoogtij.