Op 7 juli 2023 viel het vierde Kabinet Rutte en werd daarmee demissionair. Vanaf dat moment werd het kabinet geacht alleen ‘lopende zaken’ af te handelen en controversiële onderwerpen of beslissingen naar de nieuwe regering door te schuiven. Maar wie naar de nummering van de wetsvoorstellen sinds 7 juli bekijkt, concludeert dat er in zeven maanden tijd meer dan 100 wetsvoorstellen zijn geregistreerd – bijna 15 per maand. Bepaald oncontroversieel zijn deze voorstellen ook niet. Zoals bijvoorbeeld het ‘Voorstel tot wijziging van de embryowet” (36416), op 19 september ingediend door Tweede Kamerleden Paternotte en Hermans die daarmee streven het verbod op te heffen “op het doen ontstaan van embryo’s voor onderzoek.” Of het wetsvoorstel 36484 van 14 december (12 dagen voor ze haar ontslag indiende) van minister Kaag: ‘Wijzigingswet accountancy sector”, waar onder het mom van kwaliteitsverbetering toezicht en controle lijkt te worden aangescherpt.
“Een demissionair kabinet zal alleen beleidswijzigingen en nieuw beleid voorstellen als er een noodzaak is.”
(rijksoverheid.nl)
Niet alle wetsvoorstellen staan onder het kopje “Wetsvoorstellen” op de website van de Tweede Kamer (tweedekamer.nl). Als je de nummers ordent, lijken meer dan dertig voorstellen te ontbreken. Die nummers zijn met wat speurwerk te vinden onder andere benamingen, zoals “Initiatiefnota”, of “Motie” en in een enkel geval helemaal (of nog) niet. Zo leidt het spoor van nummer 36399 naar een Commissiemededeling over de Europese waterstofbank die wordt opgericht om “particuliere investeringen in waterstofwaardeketens in de EU en in derde landen te ontsluiten door het aanbod van hernieuwbare waterstof en de opkomende vraag van Europese afnemers bij elkaar te brengen en zo een initiële markt voor hernieuwbare waterstof tot stand te brengen.” Twee nieuwe financieringssystemen moeten van de ‘waterstofbank’ een succes maken. Een hele nieuwe marktindustrie, als je de luchthandel zo kunt noemen, wordt ‘en passant’ opgezet. Een industrie “die de Europese wet voor een klimaatneutrale industrie, volgens de Net Zero Industry Act, ondersteunt,” aldus de toelichting die de Eerste Kamer onder nummer E230007 biedt.
Op Prinsjesdag presenteert het demissionaire kabinet een zogeheten beleidsarme begroting. Ook kunnen Eerste en Tweede Kamer onderwerpen controversieel verklaren. Dit onderwerp wordt dan niet meer besproken door het parlement.”
(rijksoverheid.nl)
Onder ‘lopende zaken’ lijken verder wetsvoorstellen te vallen die de kritische burger moeten criminaliseren. Dat valt tenminste op te maken uit de door Yesilgöz ingediende wetsvoorstellen 36395: “Wijzigingswet bewapening en uitrusting van buitengewoon opsporingsambtenaren” en 36460: “Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de verhoging van het wettelijk strafmaximum voor deelneming aan een terroristische organisatie”. Dat laatste voorstel houdt weer verband met wetsvoorstel 36463: “Versterking strafrechtelijke aanpak ondermijnende criminaliteit II”, op 14 november 2023 ingediend door ministers Yesilgöz, Kaag en Weerwind, waarmee termen als ‘terrorist’ en ‘staatsondermijnend’ nog weer verder oprekt worden. En ben je als ecocide plegende boer of visser, of staatsondermijnende beleidscriticus eenmaal vastgezet, dan krijg je wellicht met de gevolgen van Initiatiefwetsvoorstel 36457 van Tweede Kamerlid Ellian te maken. Dit op 26 oktober ingediende “Wet aanscherping EBI- en AIT-regime” heeft als doel de “veiligheid (binnen de inrichting en daarbuiten), preventie en beveiliging van de samenleving” te verbeteren, waarbij de communicatiemogelijkheden zowel intern (met andere gevangenen) en extern (achterban) aanzienlijk wordt beperkt.
Doelgroep in het wetsvoorstel vormen “criminele kopstukken” die over veel macht, middelen, “een groot (crimineel) netwerk” beschikken en “levensgevaarlijk” zijn. Ook wordt gesteld dat het een nieuwe groep is, waarmee J&V nog niet veel ervaring heeft: “De Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft echter nooit rekening gehouden met een dergelijke groep gedetineerden.” Maar niet alleen leiders vormen een bedreiging; ook zou blijken dat “bij de gedetineerden die geen criminele kopstukken zijn, de vele communicatiemogelijkheden tot veiligheidsrisico’s leiden” en dat er een categorie is die niet berust in de straf. Hoewel de in de motie aangedragen voorbeelden het type drugsbaron lijken te betreffen, lijkt het niet vergezocht te concluderen dat elk onafhankelijk en kritisch denkend, handelend en/of publicerend lid van dito netwerk – de zogenaamde ‘desinformerende staatsondermijners’ – tot deze groep gerekend zou kunnen worden.
“Onvoldoende toezicht of controle doordat de communicatiemogelijk–heden te ruim zijn kandesastreuze gevolgen hebben voor de nationale veiligheid.”
Voorgesteld wordt dan ook alle communicatiemogelijkheden – post, telefonie, bezoek en het contact met medegevangenen – te beteugelen en intensief te monitoren. Ook moet de gevangene worden geobserveerd en mag “hooguit twee uur per dag luchten”. Daarmee lijkt een volgende stap te zijn gezet in de richting van het beruchte Special Administrative Measures regime (SAMs) in Amerikaanse gevangenissen, dat bekend staat als ‘erger dan de dood’. Verder zouden gevangenen alleen in het Nederlands, Fries en Papiaments of Engels mogen communiceren, tenzij ze die talen niet machtig zijn. Spreekt de gevangene toch in een andere taal, dan wordt geen contact met de betreffende contactpersoon meer toegestaan. Contactmomenten worden drastisch teruggebracht. Gevangenen van de Afdeling Intensief Toezicht (AIT) mogen één telefoongesprek per week voeren en hoogstens twee keer per maand bezoek ontvangen. Gevangenen in een Extra Beveiligde Inrichting (EBI) mogen tweemaal per maand telefoneren en één keer bezoek ontvangen. Dat laatste kan worden verdubbeld als de gevangene zich 12 maanden lang goed gedraagt en de gevangenisdirecteur de wijziging goedkeurt.
Het bezoek bestaat voor beide type gevangenen uit maximaal één persoon. De duur van de gesprekken blijft gelijk: telefonisch maximaal 10 minuten en voor bezoek een uur. Tot slot moet deze aanpak voor alle inrichtingen opgaan, zodat de gevangenisdirecteur niet langer met de moeilijke taak wordt opgezadeld te beslissen welke maatregelen op welke gevangene toe te passen. Voor Nederlandse maatstaven, lijken de maatregelen draconisch. Toegegeven, ze kunnen elke twaalf maanden herzien worden, maar de ervaring met SAMs leert echter dat gevangenisdirecteuren de restricties zelden versoepelen. Wel nog gebaseerd op de persoonlijke omstandigheden, is de toekenning van de PI waar de gevangene zijn straf uit moet zitten. Dat deze ‘aanscherping’ langs meerdere grondrechten schuurt, wordt in de toelichting met bangmakerij over nationale veiligheid ontkracht.
Terwijl de formatie voortduurt, bekommert Den Haag zich dus over ‘lopende zaken’ en ‘staand beleid’ – verbazend rekbare begrippen. Net als ‘demissionair kabinet’.